aaneenschakelen

Conjugations List of Aaneenschakelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschakel aaneenschakelde aaneenheb aaneengeschakeld
jij, je, uschakelt aaneenschakelde aaneenhebt aaneengeschakeld
hij, zij, hetschakelt aaneenschakelde aaneenheeft aaneengeschakeld
wijschakelen aaneenschakelden aaneenhebben aaneengeschakeld
jullieschakelen aaneenschakelden aaneenhebben aaneengeschakeld
zij, zeschakelen aaneenschakelden aaneenhebben aaneengeschakeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Aaneenschakelen with some of the pronouns.

  • Ik schakel aaneen om een sterke ketting te maken.
  • Jij schakelt aaneen met veel precisie.
  • Hij/zij/het schakelt aaneen zonder problemen.
  • Wij schakelen aaneen voor een betere samenwerking.
  • Jullie schakelen aaneen tijdens de repetitie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aaneenschakelen with some of the pronouns.

  • Ik schakelde aaneen toen ik de instructies kreeg.
  • Jij schakelde aaneen terwijl je naar de muziek luisterde.
  • Hij/zij/het schakelde aaneen terwijl hij/zij de draden vasthield.
  • Wij schakelden aaneen tijdens de trainingssessie.
  • Jullie schakelden aaneen voor de grote wedstrijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aaneenschakelen with some of the pronouns.

  • Ik heb aaneengeschakeld om een complex systeem te creëren.
  • Jij hebt aaneengeschakeld om de puzzel op te lossen.
  • Hij/zij/het heeft aaneengeschakeld voor een naadloze overgang.
  • Wij hebben aaneengeschakeld om een indrukwekkende presentatie te geven.
  • Jullie hebben aaneengeschakeld om het project af te ronden.