concerteren

Conjugations List of Concerteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikconcerteerconcerteerdeheb geconcerteerd
jij, je, uconcerteertconcerteerdehebt geconcerteerd
hij, zij, hetconcerteertconcerteerdeheeft geconcerteerd
wijconcerterenconcerteerdenhebben geconcerteerd
jullieconcerterenconcerteerdenhebben geconcerteerd
zij, zeconcerterenconcerteerdenhebben geconcerteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Concerteren with some of the pronouns.

  • Ik concerteer regelmatig in verschillende steden.
  • Jij concerteert vanavond in het theater.
  • Hij concerteert graag voor een groot publiek.
  • Zij concerteert samen met haar band op het festival.
  • Wij concerteren elke maand in deze concertzaal.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Concerteren with some of the pronouns.

  • Vroeger concerteerde ik vaak in kleine cafés.
  • Jij concerteerde meestal op zondagmiddagen.
  • Hij concerteerde regelmatig in het park.
  • Zij concerteerde soms samen met haar broer.
  • Wij concerteerden altijd in dezelfde concertzaal.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Concerteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren geconcerterd in Amsterdam.
  • Jij bent al eerder geconcerterd in deze zaal.
  • Hij heeft al vele malen geconcerterd in het buitenland.
  • Zij is vorige week geconcerterd met een beroemde pianist.
  • Wij hebben onlangs geconcerterd voor een uitverkochte zaal.