stukbijten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bijt stuk | beet stuk | heb stukgebeten |
jij, je, u | bijt stuk | beet stuk | hebt stukgebeten |
hij, zij, het | bijt stuk | beet stuk | heeft stukgebeten |
wij | bijten stuk | beten stuk | hebben stukgebeten |
jullie | bijten stuk | beten stuk | hebben stukgebeten |
zij, ze | bijten stuk | beten stuk | hebben stukgebeten |
PresensBeta
Example presens sentences for Stukbijten with some of the pronouns.
- Ik bijt het stuk.
- Jij bijt het stuk.
- Hij/Zij/Het bijt het stuk.
- Wij bijten het stuk.
- Jullie bijten het stuk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Stukbijten with some of the pronouns.
- Ik beet het stuk stuk.
- Jij beet het stuk stuk.
- Hij/Zij/Het beet het stuk stuk.
- Wij beten het stuk stuk.
- Jullie beten het stuk stuk.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Stukbijten with some of the pronouns.
- Ik heb het stuk stukgebeten.
- Jij hebt het stuk stukgebeten.
- Hij/Zij/Het heeft het stuk stukgebeten.
- Wij hebben het stuk stukgebeten.
- Jullie hebben het stuk stukgebeten.