verbijten

Conjugations List of Verbijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverbijtverbeetheb verbeten
jij, je, uverbijtverbeethebt verbeten
hij, zij, hetverbijtverbeetheeft verbeten
wijverbijtenverbetenhebben verbeten
jullieverbijtenverbetenhebben verbeten
zij, zeverbijtenverbetenhebben verbeten

Presens
Beta

Example presens sentences for Verbijten with some of the pronouns.

  • Ik verbijt mijn frustraties.
  • Jij verbijt je teleurstellingen.
  • Hij/Zij/Het verbijt zijn/haar emoties.
  • Wij verbijten onze pijn.
  • Jullie verbijten jullie woede.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verbijten with some of the pronouns.

  • Ik beet mijn tong om niet te klagen.
  • Jij beet op je lip om het niet uit te schreeuwen.
  • Hij/Zij/Het beet zijn/haar nagels van de spanning.
  • Wij beten onze frustratie weg.
  • Jullie beten op jullie lippen om niet te lachen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verbijten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn ergernis verbeten.
  • Jij hebt je verdriet verbeten.
  • Hij/Zij/Het heeft zijn/haar angst verbeten.
  • Wij hebben onze frustratie verbeten.
  • Jullie hebben jullie jaloezie verbeten.