terugkomen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kom terug | kwam terug | heb teruggekomen |
jij, je, u | komt terug | kwam terug | hebt teruggekomen |
hij, zij, het | komt terug | kwam terug | heeft teruggekomen |
wij | komen terug | kwamen terug | hebben teruggekomen |
jullie | komen terug | kwamen terug | hebben teruggekomen |
zij, ze | komen terug | kwamen terug | hebben teruggekomen |
PresensBeta
Example presens sentences for Terugkomen with some of the pronouns.
- Ik kom terug van vakantie.
- Hij komt altijd te laat terug naar huis.
- Zij komen volgende week terug uit Frankrijk.
- We komen samen terug naar de vergadering.
- Jullie komen vaak terug op dezelfde onderwerpen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Terugkomen with some of the pronouns.
- Vroeger kwam ik altijd terug naar mijn geboorteplaats.
- Hij kwam regelmatig terug bij zijn favoriete restaurant.
- Zij kwamen vroeger elke zomer terug naar deze stad.
- We kwamen gisteren terug van een lange autorit.
- Jullie kwamen steeds weer terug op hetzelfde onderwerp.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Terugkomen with some of the pronouns.
- Ik ben teruggekomen van mijn reis.
- Hij is gisteravond teruggekomen van zijn werk.
- Zij zijn vorige maand teruggekomen uit Amerika.
- We zijn net teruggekomen van een wandeling in het park.
- Jullie zijn eindelijk teruggekomen op jullie beslissing.