toelonken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lonk toe | lonkte toe | heb toegelonkt |
jij, je, u | lonkt toe | lonkte toe | hebt toegelonkt |
hij, zij, het | lonkt toe | lonkte toe | heeft toegelonkt |
wij | lonken toe | lonkten toe | hebben toegelonkt |
jullie | lonken toe | lonkten toe | hebben toegelonkt |
zij, ze | lonken toe | lonkten toe | hebben toegelonkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Toelonken with some of the pronouns.
- Ik toelonk naar de bloemen in de tuin.
- Jij toelonkt naar de horizon vanaf het strand.
- Hij/Zij toelonkt naar de voorbijgangers op straat.
- Wij toelonken naar onze vrienden bij aankomst.
- Jullie toelonken naar de gasten op het feest.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toelonken with some of the pronouns.
- Ik toelonkte naar de bloemen in de tuin.
- Jij toelonkte naar de horizon vanaf het strand.
- Hij/Zij toelonkte naar de voorbijgangers op straat.
- Wij toelonkten naar onze vrienden bij aankomst.
- Jullie toelonkten naar de gasten op het feest.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toelonken with some of the pronouns.
- Ik heb toelonkend naar de bloemen gekeken.
- Jij hebt naar de horizon getoelonkt vanaf het strand.
- Hij/Zij heeft naar de voorbijgangers getoelonkt op straat.
- Wij hebben onze vrienden toegelonkt bij aankomst.
- Jullie hebben naar de gasten getoelonkt op het feest.