achteruitgaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ga achteruit | ging achteruit | ben achteruitgegaan |
jij, je, u | gaat achteruit | ging achteruit | bent achteruitgegaan |
hij, zij, het | gaat achteruit | ging achteruit | is achteruitgegaan |
wij | gaan achteruit | gingen achteruit | zijn achteruitgegaan |
jullie | gaan achteruit | gingen achteruit | zijn achteruitgegaan |
zij, ze | gaan achteruit | gingen achteruit | zijn achteruitgegaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Achteruitgaan with some of the pronouns.
- De economie gaat achteruit.
- Mijn gezondheid gaat achteruit.
- Het weer gaat achteruit.
- De kwaliteit van het onderwijs gaat achteruit.
- Onze relatie gaat achteruit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Achteruitgaan with some of the pronouns.
- De economie ging achteruit.
- Mijn gezondheid ging achteruit.
- Het weer ging achteruit.
- De kwaliteit van het onderwijs ging achteruit.
- Onze relatie ging achteruit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Achteruitgaan with some of the pronouns.
- De economie is achteruitgegaan.
- Mijn gezondheid is achteruitgegaan.
- Het weer is achteruitgegaan.
- De kwaliteit van het onderwijs is achteruitgegaan.
- Onze relatie is achteruitgegaan.