communautariseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | communautariseer | communautariseerde | heb gecommunautariseerd |
jij, je, u | communautariseert | communautariseerde | hebt gecommunautariseerd |
hij, zij, het | communautariseert | communautariseerde | heeft gecommunautariseerd |
wij | communautariseren | communautariseerden | hebben gecommunautariseerd |
jullie | communautariseren | communautariseerden | hebben gecommunautariseerd |
zij, ze | communautariseren | communautariseerden | hebben gecommunautariseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Communautariseren with some of the pronouns.
- Ik communautariseer de organisatie.
- Jij communautariseert de vereniging.
- Hij/Zij communautariseert de buurt.
- Wij communautariseren het beleid.
- Zij communautariseren de samenwerking.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Communautariseren with some of the pronouns.
- Vroeger communautariseerde ik veel projecten.
- Toen jij de vereniging leidde, communautariseerde je haar.
- Hij/Zij communautariseerde de buurt voordat hij/zij verhuisde.
- In die tijd communautariseerden wij regelmatig.
- Tijdens dat project communautariseerden zij de werkgroepen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Communautariseren with some of the pronouns.
- Ik heb gecommunautariseerd in mijn vorige functie.
- Jij hebt de organisatie gecommunautariseerd.
- Hij/Zij heeft de vereniging gecommunautariseerd.
- Wij hebben het beleid gecommunautariseerd.
- Zij hebben de samenwerking gecommunautariseerd.