construeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | construeer | construeerde | heb geconstrueerd |
jij, je, u | construeert | construeerde | hebt geconstrueerd |
hij, zij, het | construeert | construeerde | heeft geconstrueerd |
wij | construeren | construeerden | hebben geconstrueerd |
jullie | construeren | construeerden | hebben geconstrueerd |
zij, ze | construeren | construeerden | hebben geconstrueerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Construeren with some of the pronouns.
- Ik construeer een nieuw gebouw.
- Jij construeert de brug over de rivier.
- Hij construeert een ingewikkeld systeem.
- Wij construeren een modelvliegtuig.
- Zij construeren een nieuwe theorie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Construeren with some of the pronouns.
- Ik construeerde een maquette van het gebouw.
- Jij construeerde complexe constructies.
- Hij construeerde de eerste versie van het ontwerp.
- Wij construeerden een grote constructie.
- Zij construeerden een nieuw concept.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Construeren with some of the pronouns.
- Ik heb een nieuw huis geconstrueerd.
- Jij hebt de machine geconstrueerd.
- Hij heeft een prototype geconstrueerd.
- Wij hebben een brug geconstrueerd.
- Zij hebben het plan geconstrueerd.