afboeken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | boek af | boekte af | heb afgeboekt |
jij, je, u | boekt af | boekte af | hebt afgeboekt |
hij, zij, het | boekt af | boekte af | heeft afgeboekt |
wij | boeken af | boekten af | hebben afgeboekt |
jullie | boeken af | boekten af | hebben afgeboekt |
zij, ze | boeken af | boekten af | hebben afgeboekt |
PresensBeta
Example presens sentences for Afboeken with some of the pronouns.
- Ik boek de facturen af.
- Jij boekt de bonnen af.
- Hij/Zij boekt de betalingen af.
- Wij boeken de kosten af.
- Zij boeken de uitgaven af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afboeken with some of the pronouns.
- Ik boekte de facturen af.
- Jij boekte de bonnen af.
- Hij/Zij boekte de betalingen af.
- Wij boekten de kosten af.
- Zij boekten de uitgaven af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afboeken with some of the pronouns.
- Ik heb de facturen afgeboekt.
- Jij hebt de bonnen afgeboekt.
- Hij/Zij heeft de betalingen afgeboekt.
- Wij hebben de kosten afgeboekt.
- Zij hebben de uitgaven afgeboekt.