emaneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | emaneer | emaneerde | heb geƫmaneerd |
jij, je, u | emaneert | emaneerde | hebt geƫmaneerd |
hij, zij, het | emaneert | emaneerde | heeft geƫmaneerd |
wij | emaneren | emaneerden | hebben geƫmaneerd |
jullie | emaneren | emaneerden | hebben geƫmaneerd |
zij, ze | emaneren | emaneerden | hebben geƫmaneerd |
Presens
Example presens sentences for Emaneren with some of the pronouns.
- Ik emaneeer elke dag positieve energie.
- Jij emaneert een kalme en rustige houding.
- Hij/zij/het emaneeert talent en creativiteit.
- Wij emaneeren liefde en vreugde in onze relatie.
- Jullie emaneeren vertrouwen en betrouwbaarheid.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Emaneren with some of the pronouns.
- Ik emaneeerde altijd positieve energie tijdens mijn studietijd.
- Jij emaneerde rust en kalmte in moeilijke situaties.
- Hij/zij/het emaneerde een aura van mysterie.
- Wij emaneerden liefde en warmte in ons ouderlijk huis.
- Jullie emaneerden enthousiasme en passie voor jullie werk.
Perfectum
Example perfectum sentences for Emaneren with some of the pronouns.
- Ik heb geƫmaneerd tijdens het evenement gisteravond.
- Jij hebt positieve vibes geƫmaneerd op het feest.
- Hij/zij/het heeft inspiratie geƫmaneerd in zijn/haar kunstwerk.
- Wij hebben succes geƫmaneerd met ons project.
- Jullie hebben harmonie geƫmaneerd tijdens de bijeenkomst.