tirasseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tirasseer | tirasseerde | heb getirasseerd |
jij, je, u | tirasseert | tirasseerde | hebt getirasseerd |
hij, zij, het | tirasseert | tirasseerde | heeft getirasseerd |
wij | tirasseren | tirasseerden | hebben getirasseerd |
jullie | tirasseren | tirasseerden | hebben getirasseerd |
zij, ze | tirasseren | tirasseerden | hebben getirasseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Tirasseren with some of the pronouns.
- Ik tirasseer
- Jij/Jullie tirasseren
- Hij/Zij/Het tirasseert
- Wij tirasseren
- Zij tirasseren
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tirasseren with some of the pronouns.
- Ik tirasseerde
- Jij/Jullie tirasseerden
- Hij/Zij/Het tirasseerde
- Wij tirasseerden
- Zij tirasseerden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tirasseren with some of the pronouns.
- Ik heb getirasseerd
- Jij/Jullie hebt/hebben getirasseerd
- Hij/Zij/Het heeft getirasseerd
- Wij hebben getirasseerd
- Zij hebben getirasseerd