verfronselen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verfronsel | verfronselde | heb verfronseld |
jij, je, u | verfronselt | verfronselde | hebt verfronseld |
hij, zij, het | verfronselt | verfronselde | heeft verfronseld |
wij | verfronselen | verfronselden | hebben verfronseld |
jullie | verfronselen | verfronselden | hebben verfronseld |
zij, ze | verfronselen | verfronselden | hebben verfronseld |
Presens
Example presens sentences for Verfronselen with some of the pronouns.
- Ik verfronsel de brief voordat ik hem verzegel.
- Jij verfronselt je wenkbrauwen als je nadenkt.
- Hij verfronselt zijn voorhoofd wanneer hij geconcentreerd is.
- Wij verfronselen onze neuzen om het vreemde aroma te identificeren.
- Zij verfronselen hun gezichten vanwege de felle zon.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verfronselen with some of the pronouns.
- Ik verfronselde de brief voordat ik hem verzegelde.
- Jij verfronselde je wenkbrauwen toen je nadacht.
- Hij verfronselde zijn voorhoofd terwijl hij geconcentreerd was.
- Wij verfronselden onze neuzen om het vreemde aroma te identificeren.
- Zij verfronselden hun gezichten vanwege de felle zon.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verfronselen with some of the pronouns.
- Ik heb de brief verfronseld voordat ik hem verzegelde.
- Jij hebt je wenkbrauwen verfronseld toen je nadacht.
- Hij heeft zijn voorhoofd verfronseld terwijl hij geconcentreerd was.
- Wij hebben onze neuzen verfronseld om het vreemde aroma te identificeren.
- Zij hebben hun gezichten verfronseld vanwege de felle zon.