contra-indiceren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | contra-indiceer | contra-indiceerde | heb gecontra-indiceerd |
jij, je, u | contra-indiceert | contra-indiceerde | hebt gecontra-indiceerd |
hij, zij, het | contra-indiceert | contra-indiceerde | heeft gecontra-indiceerd |
wij | contra-indiceren | contra-indiceerden | hebben gecontra-indiceerd |
jullie | contra-indiceren | contra-indiceerden | hebben gecontra-indiceerd |
zij, ze | contra-indiceren | contra-indiceerden | hebben gecontra-indiceerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Contra-indiceren with some of the pronouns.
- Ik contra-indiceer het gebruik van dat medicijn.
- Jij contra-indiceert het nemen van die combinatie van medicijnen.
- Hij/Zij contra-indiceert het gebruik van alcohol tijdens de behandeling.
- Wij contra-indiceren het innemen van voedsel vlak voor de operatie.
- Jullie contra-indiceren het gebruik van deze crème bij huidirritatie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Contra-indiceren with some of the pronouns.
- Vroeger contra-indiceerde ik het gebruik van dat medicijn.
- Vroeger contra-indiceerde jij het nemen van die combinatie van medicijnen.
- Vroeger contra-indiceerde hij/zij het gebruik van alcohol tijdens de behandeling.
- Vroeger contra-indiceerden wij het innemen van voedsel vlak voor de operatie.
- Vroeger contra-indiceerden jullie het gebruik van deze crème bij huidirritatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Contra-indiceren with some of the pronouns.
- Ik heb het gebruik van dat medicijn gecontra-indiceerd.
- Jij hebt het nemen van die combinatie van medicijnen gecontra-indiceerd.
- Hij/Zij heeft het gebruik van alcohol tijdens de behandeling gecontra-indiceerd.
- Wij hebben het innemen van voedsel vlak voor de operatie gecontra-indiceerd.
- Jullie hebben het gebruik van deze crème bij huidirritatie gecontra-indiceerd.