vastbijten

Conjugations List of Vastbijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbijt vastbeet vastheb vastgebeten
jij, je, ubijt vastbeet vasthebt vastgebeten
hij, zij, hetbijt vastbeet vastheeft vastgebeten
wijbijten vastbeten vasthebben vastgebeten
julliebijten vastbeten vasthebben vastgebeten
zij, zebijten vastbeten vasthebben vastgebeten

Presens
Beta

Example presens sentences for Vastbijten with some of the pronouns.

  • Ik bijt me vast in het probleem.
  • Jij bijt je vast in de discussie.
  • Hij/Zij/Het bijt zich vast in het boek.
  • Wij bijten ons vast in de uitdaging.
  • Jullie bijten je vast in de taak.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vastbijten with some of the pronouns.

  • Ik beet me vast in de taak.
  • Jij beet je vast in het probleem.
  • Hij/Zij/Het beet zich vast in de discussie.
  • Wij beten ons vast in de uitdaging.
  • Jullie beten je vast in het boek.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vastbijten with some of the pronouns.

  • Ik heb me vastgebeten in de zaak.
  • Jij hebt je vastgebeten in de puzzel.
  • Hij/Zij/Het heeft zich vastgebeten in de studie.
  • Wij hebben ons vastgebeten in het onderzoek.
  • Jullie hebben je vastgebeten in het project.