binnenzeilen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zeil binnen | zeilde binnen | heb binnengezeild |
jij, je, u | zeilt binnen | zeilde binnen | hebt binnengezeild |
hij, zij, het | zeilt binnen | zeilde binnen | heeft binnengezeild |
wij | zeilen binnen | zeilden binnen | hebben binnengezeild |
jullie | zeilen binnen | zeilden binnen | hebben binnengezeild |
zij, ze | zeilen binnen | zeilden binnen | hebben binnengezeild |
PresensBeta
Example presens sentences for Binnenzeilen with some of the pronouns.
- Ik zeil naar binnen.
- Jij zeilt naar binnen.
- Hij/Zij/Het zeilt naar binnen.
- Wij zeilen naar binnen.
- Jullie zeilen naar binnen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Binnenzeilen with some of the pronouns.
- Ik zeilde naar binnen.
- Jij zeilde naar binnen.
- Hij/Zij/Het zeilde naar binnen.
- Wij zeilden naar binnen.
- Jullie zeilden naar binnen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Binnenzeilen with some of the pronouns.
- Ik ben naar binnen gezeild.
- Jij bent naar binnen gezeild.
- Hij/Zij/Het is naar binnen gezeild.
- Wij zijn naar binnen gezeild.
- Jullie zijn naar binnen gezeild.