counteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | counter | counterde | heb gecounterd |
jij, je, u | countert | counterde | hebt gecounterd |
hij, zij, het | countert | counterde | heeft gecounterd |
wij | counteren | counterden | hebben gecounterd |
jullie | counteren | counterden | hebben gecounterd |
zij, ze | counteren | counterden | hebben gecounterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Counteren with some of the pronouns.
- Ik counter dagelijks tijdens de training.
- Jij countert je tegenstander met gemak.
- Hij/zij countert het argument met sterke punten.
- Wij counteren tactisch in het spel.
- Jullie counteren snel en effectief.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Counteren with some of the pronouns.
- Ik countert tijdens de wedstrijden.
- Jij counterde je tegenstander vaak.
- Hij/zij countert het argument regelmatig.
- Wij counterten tactisch in het spel van gisteren.
- Jullie counterten snel en effectief in vorige wedstrijden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Counteren with some of the pronouns.
- Ik heb gecounterd tijdens de wedstrijd.
- Jij hebt je tegenstander succesvol gecounterd.
- Hij/zij heeft het argument goed gecounterd.
- Wij hebben tactisch gecountererd in het spel.
- Jullie hebben snel en effectief gecounterd.