creosoteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | creosoteer | creosoteerde | heb gecreosoteerd |
jij, je, u | creosoteert | creosoteerde | hebt gecreosoteerd |
hij, zij, het | creosoteert | creosoteerde | heeft gecreosoteerd |
wij | creosoteren | creosoteerden | hebben gecreosoteerd |
jullie | creosoteren | creosoteerden | hebben gecreosoteerd |
zij, ze | creosoteren | creosoteerden | hebben gecreosoteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Creosoteren with some of the pronouns.
- Ik creosoteer houten palen voor de constructie.
- Jij creosoteert het tuinhek met de speciale olie.
- Hij creosoteert regelmatig zijn schutting tegen houtrot.
- Wij creosoteren de nieuwe brug voor extra bescherming.
- Jullie creosoteren de speeltoestellen in het park elk jaar.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Creosoteren with some of the pronouns.
- Vroeger creosoteerde ik houten palen voor de constructie.
- Vroeger creosoteerde jij het tuinhek met de speciale olie.
- Vroeger creosoteerde hij regelmatig zijn schutting tegen houtrot.
- Vroeger creosoteerden wij de nieuwe brug voor extra bescherming.
- Vroeger creosoteerden jullie de speeltoestellen in het park elk jaar.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Creosoteren with some of the pronouns.
- Ik heb houten palen gecreosoteerd voor de constructie.
- Jij hebt het tuinhek met de speciale olie gecreosoteerd.
- Hij heeft regelmatig zijn schutting tegen houtrot gecreosoteerd.
- Wij hebben de nieuwe brug gecreosoteerd voor extra bescherming.
- Jullie hebben de speeltoestellen in het park elk jaar gecreosoteerd.