dateren

Conjugations List of Dateren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdateerdateerdeheb gedateerd
jij, je, udateertdateerdehebt gedateerd
hij, zij, hetdateertdateerdeheeft gedateerd
wijdaterendateerdenhebben gedateerd
julliedaterendateerdenhebben gedateerd
zij, zedaterendateerdenhebben gedateerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Dateren with some of the pronouns.

  • Ik dateer de documenten voor vandaag.
  • Jij dateert de brieven naar behoren.
  • Hij/Zij dateert de kunstwerken zorgvuldig.
  • Wij dateren de archieven op chronologische volgorde.
  • Zij datereert de historische gebeurtenissen nauwkeurig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dateren with some of the pronouns.

  • Vroeger dateerde ik de documenten met de hand.
  • Vroeger dateerde jij de brieven altijd te laat.
  • Vroeger dateerde hij/zij de kunstwerken regelmatig foutief.
  • Vroeger dateerden wij de archieven vaak verkeerd.
  • Vroeger dateerde zij de historische gebeurtenissen onzorgvuldig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dateren with some of the pronouns.

  • Ik heb de documenten gedateerd.
  • Jij hebt de brieven correct gedateerd.
  • Hij/Zij heeft de kunstwerken zorgvuldig gedateerd.
  • Wij hebben de archieven op chronologische volgorde gedateerd.
  • Zij heeft de historische gebeurtenissen nauwkeurig gedateerd.