krinkelen

Conjugations List of Krinkelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrinkelkrinkeldeheb gekrinkeld
jij, je, ukrinkeltkrinkeldehebt gekrinkeld
hij, zij, hetkrinkeltkrinkeldeheeft gekrinkeld
wijkrinkelenkrinkeldenhebben gekrinkeld
julliekrinkelenkrinkeldenhebben gekrinkeld
zij, zekrinkelenkrinkeldenhebben gekrinkeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Krinkelen with some of the pronouns.

  • De takken van de boom krinkelen in de wind.
  • Ik krinkel het papier om er een vogel van te maken.
  • Het pad krinkelt door het bos heen.
  • De slang krinkelt zich om de boomtak.
  • De rivier krinkelt door het landschap.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Krinkelen with some of the pronouns.

  • Vroeger krinkelde ik vaak papier om er vogels van te maken.
  • Toen ik jong was, krinkelden de takken van de bomen altijd in de wind.
  • We krinkelden het pad door het bos heen tijdens onze wandelingen.
  • De slang krinkelde zich regelmatig om de boomtak in onze tuin.
  • In het verleden krinkelde de rivier door het landschap, maar nu is het rechter geworden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Krinkelen with some of the pronouns.

  • Ik heb het papier gekrinkeld om er een vogel van te maken.
  • Hij heeft de slang om de boomtak gekrinkeld.
  • We hebben het pad door het bos heen gekrinkeld.
  • De takken van de boom zijn in de wind gekrinkeld.
  • De rivier heeft zich door het landschap gekrinkeld.