decouperen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | decoupeer | decoupeerde | heb gedecoupeerd |
jij, je, u | decoupeert | decoupeerde | hebt gedecoupeerd |
hij, zij, het | decoupeert | decoupeerde | heeft gedecoupeerd |
wij | decouperen | decoupeerden | hebben gedecoupeerd |
jullie | decouperen | decoupeerden | hebben gedecoupeerd |
zij, ze | decouperen | decoupeerden | hebben gedecoupeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Decouperen with some of the pronouns.
- Ik decoupeer regelmatig papier voor mijn knutselprojecten.
- Jij decoupeert de afbeeldingen zorgvuldig uit het tijdschrift.
- Hij of zij decoupeert de stukken stof voor de patchworkdeken.
- Wij decouperen de krantenartikelen om ze in ons dossier te bewaren.
- Jullie decouperen de foto's en plakken ze in het fotoalbum.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Decouperen with some of the pronouns.
- Vroeger decoupeerde ik veel om mijn eigen wenskaarten te maken.
- Toen jij klein was, decoupeerde je graag plaatjes uit kinderboeken.
- In die tijd decoupeerde hij of zij regelmatig krantenknipsels voor zijn verzameling.
- Wij decoupeerden vroeger samen voor onze collages tijdens knutselmiddagen.
- Als kind decoupeerden jullie vaak allerlei plaatjes voor de schoolprojecten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Decouperen with some of the pronouns.
- Ik heb het papier netjes gedecoupeerd voor de collagemandala.
- Jij hebt de juiste vormen uitgeknipt en gedecoupeerd.
- Hij of zij heeft de afbeelding zorgvuldig gedecoupeerd en opgeplakt.
- Wij hebben de stukken stof secuur gedecoupeerd voor het quiltproject.
- Jullie hebben de foto's netjes gedecoupeerd en in het scrapbook geplakt.