knechten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | knecht | knechtte | heb geknecht |
jij, je, u | knecht | knechtte | hebt geknecht |
hij, zij, het | knecht | knechtte | heeft geknecht |
wij | knechten | knechtten | hebben geknecht |
jullie | knechten | knechtten | hebben geknecht |
zij, ze | knechten | knechtten | hebben geknecht |
PresensBeta
Example presens sentences for Knechten with some of the pronouns.
- Ik knecht in de tuin.
- Jij knecht voor de baas.
- Hij knecht hard op het veld.
- Wij knechten samen aan dit project.
- Zij knechten als vrijwilligers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Knechten with some of the pronouns.
- Vroeger knechtte ik in de tuin.
- Toen knechtte jij voor de baas.
- Hij knechtte hard op het veld.
- In die tijd knechtten wij samen aan dit project.
- Zij knechtten als vrijwilligers.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Knechten with some of the pronouns.
- Ik heb geknecht in de tuin.
- Jij hebt voor de baas geknecht.
- Hij heeft hard op het veld geknecht.
- Wij hebben samen aan dit project geknecht.
- Zij hebben als vrijwilligers geknecht.