reviseren

Conjugations List of Reviseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikreviseerreviseerdeheb gereviseerd
jij, je, ureviseertreviseerdehebt gereviseerd
hij, zij, hetreviseertreviseerdeheeft gereviseerd
wijreviserenreviseerdenhebben gereviseerd
julliereviserenreviseerdenhebben gereviseerd
zij, zereviserenreviseerdenhebben gereviseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Reviseren with some of the pronouns.

  • Ik reviseer de teksten voor de volgende les.
  • Jij reviseert je aantekeningen regelmatig, toch?
  • Hij/Zij/Het reviseert zijn/haar werk grondig.
  • Wij reviseren de grammaticaregels in deze oefening.
  • Jullie reviseren de proefexamens om je voor te bereiden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Reviseren with some of the pronouns.

  • Vroeger reviseerde ik mijn opstellen altijd voordat ik ze inleverde.
  • Je reviseerde je aantekeningen vaak toen je nog op school zat.
  • Hij/Zij/Het reviseerde zijn/haar werk grondig tijdens het schrijfproces.
  • Wij reviseerden de grammaticaregels vorige week tijdens de les.
  • Jullie reviseerden de proefexamens gisteren als onderdeel van de training.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Reviseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de teksten gereviseerd voordat ik ze heb uitgedeeld.
  • Jij hebt je aantekeningen al gereviseerd, nietwaar?
  • Hij/Zij/Het heeft zijn/haar werk zorgvuldig gereviseerd.
  • Wij hebben de grammaticaregels in deze oefening gereviseerd.
  • Jullie hebben de proefexamens gereviseerd om je voor te bereiden.