klapperen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klapper | klapperde | heb geklapperd |
jij, je, u | klappert | klapperde | hebt geklapperd |
hij, zij, het | klappert | klapperde | heeft geklapperd |
wij | klapperen | klapperden | hebben geklapperd |
jullie | klapperen | klapperden | hebben geklapperd |
zij, ze | klapperen | klapperden | hebben geklapperd |
PresensBeta
Example presens sentences for Klapperen with some of the pronouns.
- De vlag klappert in de wind.
- De ramen klapperen door het open raam.
- De brieven klapperen op de deurmat.
- De was klappert aan de waslijn.
- Deze oude kast klappert bij elke beweging.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Klapperen with some of the pronouns.
- De vlag klapperde in de wind.
- De ramen klapperden door het open raam.
- De brieven klapperden op de deurmat.
- De was klapperde aan de waslijn.
- Deze oude kast klapperde bij elke beweging.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Klapperen with some of the pronouns.
- De vlag heeft geklapperd in de wind.
- De ramen hebben geklapperd door het open raam.
- De brieven hebben geklapperd op de deurmat.
- De was heeft geklapperd aan de waslijn.
- Deze oude kast heeft geklapperd bij elke beweging.