vierendelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vierendeel | vierendeelde | heb gevierendeeld |
jij, je, u | vierendeelt | vierendeelde | hebt gevierendeeld |
hij, zij, het | vierendeelt | vierendeelde | heeft gevierendeeld |
wij | vierendelen | vierendeelden | hebben gevierendeeld |
jullie | vierendelen | vierendeelden | hebben gevierendeeld |
zij, ze | vierendelen | vierendeelden | hebben gevierendeeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Vierendelen with some of the pronouns.
- Ik vierendeel de taart voor het feest.
- Jij vierendeelt de kippen voor het avondeten.
- Hij/zij viertdeelt de puzzel om de stukjes te sorteren.
- Wij vierendelen de taken gelijkmatig onder de groepsleden.
- Jullie vierendelen de verantwoordelijkheden op het werk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vierendelen with some of the pronouns.
- Ik vierendeelde de taart voor het feest.
- Jij vierendeelde de kippen voor het avondeten.
- Hij/zij vierendeelde de puzzel om de stukjes te sorteren.
- Wij vierendeelden de taken gelijkmatig onder de groepsleden.
- Jullie vierendeelden de verantwoordelijkheden op het werk.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vierendelen with some of the pronouns.
- Ik heb de taart vierendeeld voor het feest.
- Jij hebt de kippen vierendeeld voor het avondeten.
- Hij/zij heeft de puzzel vierendeeld om de stukjes te sorteren.
- Wij hebben de taken gelijkmatig vierendeeld onder de groepsleden.
- Jullie hebben de verantwoordelijkheden op het werk vierendeeld.