uitmalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | maal uit | maalde uit | heb uitgemalen |
jij, je, u | maalt uit | maalde uit | hebt uitgemalen |
hij, zij, het | maalt uit | maalde uit | heeft uitgemalen |
wij | malen uit | maalden uit | hebben uitgemalen |
jullie | malen uit | maalden uit | hebben uitgemalen |
zij, ze | malen uit | maalden uit | hebben uitgemalen |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitmalen with some of the pronouns.
- Ik maal de koffiebonen uit.
- Jij maalt de bloem fijn voor het recept.
- Hij maalt zijn problemen eindeloos uit.
- Zij maalt haar eigen koffie in plaats van het te kopen.
- Wij malen het graan tot meel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitmalen with some of the pronouns.
- Ik maalde de koffiebonen uit.
- Jij maalde de bloem fijn voor het recept.
- Hij maalde zijn problemen eindeloos uit.
- Zij maalde haar eigen koffie in plaats van het te kopen.
- Wij maalden het graan tot meel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitmalen with some of the pronouns.
- Ik heb de koffiebonen uitgemalen.
- Jij hebt de bloem fijn uitgemalen voor het recept.
- Hij heeft zijn problemen eindeloos uitgemalen.
- Zij heeft haar eigen koffie uitgemalen in plaats van het te kopen.
- Wij hebben het graan tot meel uitgemalen.