diplomeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | diplomeer | diplomeerde | heb gediplomeerd |
jij, je, u | diplomeert | diplomeerde | hebt gediplomeerd |
hij, zij, het | diplomeert | diplomeerde | heeft gediplomeerd |
wij | diplomeren | diplomeerden | hebben gediplomeerd |
jullie | diplomeren | diplomeerden | hebben gediplomeerd |
zij, ze | diplomeren | diplomeerden | hebben gediplomeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Diplomeren with some of the pronouns.
- Ik diplomeer vandaag.
- Jij diplomaat binnenkort.
- Hij/Zij/Het diplomaat volgende week.
- Wij diplomeren samen op de ceremonie.
- Jullie diplomeren met goede cijfers.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Diplomeren with some of the pronouns.
- Ik diplomaerde afgelopen jaar.
- Jij diplomaerde tijdens je studieperiode.
- Hij/Zij/Het diplomaerde toen hij/zij 18 was.
- Wij diplomaerden na veel inspanning.
- Jullie diplomaerden met vlag en wimpel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Diplomeren with some of the pronouns.
- Ik ben gediplomeerd.
- Jij bent vorig jaar gediplomeerd.
- Hij/Zij/Het is al lang gediplomeerd.
- Wij zijn trots dat we gediplomeerd zijn.
- Jullie zijn succesvol gediplomeerd.