doordraven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | draaf door | draafde door | heb doorgedraafd |
jij, je, u | draaft door | draafde door | hebt doorgedraafd |
hij, zij, het | draaft door | draafde door | heeft doorgedraafd |
wij | draven door | draafden door | hebben doorgedraafd |
jullie | draven door | draafden door | hebben doorgedraafd |
zij, ze | draven door | draafden door | hebben doorgedraafd |
Presens
Example presens sentences for Doordraven with some of the pronouns.
- Ik draaf door naar de finishlijn.
- Jij draaft door tijdens de vergadering.
- Hij/Zij/Het draaft door in zijn/haar gedachten.
- Wij draven door in het park.
- Zij draven door op het concert.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Doordraven with some of the pronouns.
- Ik dreef door naar de finishlijn.
- Jij dreef door tijdens de vergadering.
- Hij/Zij/Het dreef door in zijn/haar gedachten.
- Wij dreven door in het park.
- Zij dreven door op het concert.
Perfectum
Example perfectum sentences for Doordraven with some of the pronouns.
- Ik ben doorgedraafd naar de finishlijn.
- Jij bent doorgedraafd tijdens de vergadering.
- Hij/Zij/Het is doorgedraafd in zijn/haar gedachten.
- Wij zijn doorgedraafd in het park.
- Zij zijn doorgedraafd op het concert.