dooreengooien

Conjugations List of Dooreengooien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgooi dooreengooide dooreenheb dooreengegooid
jij, je, ugooit dooreengooide dooreenhebt dooreengegooid
hij, zij, hetgooit dooreengooide dooreenheeft dooreengegooid
wijgooien dooreengooiden dooreenhebben dooreengegooid
julliegooien dooreengooiden dooreenhebben dooreengegooid
zij, zegooien dooreengooiden dooreenhebben dooreengegooid

Presens
Beta

Example presens sentences for Dooreengooien with some of the pronouns.

  • Ik gooi de puzzelstukjes door elkaar.
  • Jij gooit je kleding op de grond.
  • Hij gooit de bal in de lucht.
  • Zij gooit haar boeken in haar tas.
  • We gooien de ingrediĆ«nten in de pan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dooreengooien with some of the pronouns.

  • Vroeger gooide ik altijd mijn speelgoed door elkaar.
  • Toen ik klein was, gooide jij vaak je eten op de grond.
  • Hij gooide vroeger zijn schoolboeken door de klas.
  • Zij gooide gisteren haar telefoon op de grond uit frustratie.
  • Vroeger gooiden we altijd met sneeuwballen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dooreengooien with some of the pronouns.

  • Ik heb de sleutels door elkaar gegooid.
  • Jij hebt je spullen op de grond gegooid.
  • Hij heeft het glas kapot gegooid.
  • Zij heeft de brief in de prullenbak gegooid.
  • We hebben de ballonnen in de lucht gegooid.