nabijblijven

Conjugations List of Nabijblijven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblijf nabijbleef nabijheb nabijgebleven
jij, je, ublijft nabijbleef nabijhebt nabijgebleven
hij, zij, hetblijft nabijbleef nabijheeft nabijgebleven
wijblijven nabijbleven nabijhebben nabijgebleven
jullieblijven nabijbleven nabijhebben nabijgebleven
zij, zeblijven nabijbleven nabijhebben nabijgebleven

Presens
Beta

Example presens sentences for Nabijblijven with some of the pronouns.

  • Ik blijf nabij.
  • Jij blijft nabij.
  • Hij/Zij/Het blijft nabij.
  • Wij blijven nabij.
  • Jullie blijven nabij.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Nabijblijven with some of the pronouns.

  • Ik bleef nabij.
  • Jij bleef nabij.
  • Hij/Zij/Het bleef nabij.
  • Wij bleven nabij.
  • Jullie bleven nabij.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Nabijblijven with some of the pronouns.

  • Ik ben nabijgebleven.
  • Jij bent nabijgebleven.
  • Hij/Zij/Het is nabijgebleven.
  • Wij zijn nabijgebleven.
  • Jullie zijn nabijgebleven.