dooremmeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | emmer door | emmerde door | heb doorgeëmmerd |
jij, je, u | emmert door | emmerde door | hebt doorgeëmmerd |
hij, zij, het | emmert door | emmerde door | heeft doorgeëmmerd |
wij | emmeren door | emmerden door | hebben doorgeëmmerd |
jullie | emmeren door | emmerden door | hebben doorgeëmmerd |
zij, ze | emmeren door | emmerden door | hebben doorgeëmmerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Dooremmeren with some of the pronouns.
- Ik doormmer
- Jij dooremmeert
- Hij/Zij/Het dooremmeert
- Wij dooremmeren
- Jullie dooremmeren
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dooremmeren with some of the pronouns.
- Ik dooremmerde
- Jij dooremmerde
- Hij/Zij/Het dooremmerde
- Wij dooremmerden
- Jullie dooremmerden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dooremmeren with some of the pronouns.
- Ik heb doorgemmerd
- Jij hebt doorgemmerd
- Hij/Zij/Het heeft doorgemmerd
- Wij hebben doorgemmerd
- Jullie hebben doorgemmerd