festonneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | festonneer | festonneerde | heb gefestonneerd |
jij, je, u | festonneert | festonneerde | hebt gefestonneerd |
hij, zij, het | festonneert | festonneerde | heeft gefestonneerd |
wij | festonneren | festonneerden | hebben gefestonneerd |
jullie | festonneren | festonneerden | hebben gefestonneerd |
zij, ze | festonneren | festonneerden | hebben gefestonneerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Festonneren with some of the pronouns.
- Ik festonneer de stofranden van mijn naaiproject.
- Jij festonneert de kussenslopen met de hand.
- Hij/zij/het festonneert de gordijnen zorgvuldig.
- Wij festonneren de randen van de tafelkleden in de winkel.
- Jullie festonneren de vlaggenlijn voor het feestje.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Festonneren with some of the pronouns.
- Ik festonneerde de stofranden van mijn naaiproject.
- Jij festonneerde de kussenslopen met de hand.
- Hij/zij/het festonneerde de gordijnen zorgvuldig.
- Wij festonneerden de randen van de tafelkleden in de winkel.
- Jullie festonneerden de vlaggenlijn voor het feestje.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Festonneren with some of the pronouns.
- Ik heb de stofranden van mijn naaiproject gefestonneerd.
- Jij hebt de kussenslopen met de hand gefestonneerd.
- Hij/zij/het heeft de gordijnen zorgvuldig gefestonneerd.
- Wij hebben de randen van de tafelkleden in de winkel gefestonneerd.
- Jullie hebben de vlaggenlijn voor het feestje gefestonneerd.