doorspreken

Conjugations List of Doorspreken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspreek doorsprak doorheb doorgesproken
jij, je, uspreekt doorsprak doorhebt doorgesproken
hij, zij, hetspreekt doorsprak doorheeft doorgesproken
wijspreken doorspraken doorhebben doorgesproken
julliespreken doorspraken doorhebben doorgesproken
zij, zespreken doorspraken doorhebben doorgesproken

Presens

Example presens sentences for Doorspreken with some of the pronouns.

  • Ik doorbespreek de lesstof met mijn leerlingen.
  • Jij doorbespreekt je ideeĆ«n met je collega's.
  • Hij/zij/het doorbespreekt de agenda met de directeur.
  • Wij doorbespreken de resultaten van het onderzoek.
  • Jullie doorbespreken de plannen voor het weekend.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Doorspreken with some of the pronouns.

  • Ik doorbesprak de lesstof met mijn leerlingen.
  • Jij doorbesprak je ideeĆ«n met je collega's.
  • Hij/zij/het doorbesprak de agenda met de directeur.
  • Wij doorbespraken de resultaten van het onderzoek.
  • Jullie doorbespraken de plannen voor het weekend.

Perfectum

Example perfectum sentences for Doorspreken with some of the pronouns.

  • Ik heb de lesstof met mijn leerlingen doorgesproken.
  • Jij hebt je ideeĆ«n met je collega's doorgesproken.
  • Hij/zij/het heeft de agenda met de directeur doorgesproken.
  • Wij hebben de resultaten van het onderzoek doorgesproken.
  • Jullie hebben de plannen voor het weekend doorgesproken.