ejecteren

Conjugations List of Ejecteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikejecteerejecteerdeheb geëjecteerd
jij, je, uejecteertejecteerdehebt geëjecteerd
hij, zij, hetejecteertejecteerdeheeft geëjecteerd
wijejecterenejecteerdenhebben geëjecteerd
jullieejecterenejecteerdenhebben geëjecteerd
zij, zeejecterenejecteerdenhebben geëjecteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Ejecteren with some of the pronouns.

  • Ik ejecteer de bal naar het doel.
  • Jij/ejecteert de brandstof uit het vliegtuig.
  • Hij/zij ejecteert de CD uit de speler.
  • Wij/jullie/zij ejecteren de passagiers uit de trein.
  • De machine ejecteert de munten in de verzamelbak.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ejecteren with some of the pronouns.

  • Ik ejecteerde de bal naar het doel.
  • Jij/ejecteerde de brandstof uit het vliegtuig.
  • Hij/zij ejecteerde de CD uit de speler.
  • Wij/jullie/zij ejecteerden de passagiers uit de trein.
  • De machine ejecteerde de munten in de verzamelbak.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ejecteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal geëjecteerd naar het doel.
  • Jij/hebt de brandstof uit het vliegtuig geëjecteerd.
  • Hij/zij heeft de CD uit de speler geëjecteerd.
  • Wij/jullie/zij hebben de passagiers uit de trein geëjecteerd.
  • De machine heeft de munten in de verzamelbak geëjecteerd.