embarkeren

Conjugations List of Embarkeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikembarkeerembarkeerdeheb geëmbarkeerd
jij, je, uembarkeertembarkeerdehebt geëmbarkeerd
hij, zij, hetembarkeertembarkeerdeheeft geëmbarkeerd
wijembarkerenembarkeerdenhebben geëmbarkeerd
jullieembarkerenembarkeerdenhebben geëmbarkeerd
zij, zeembarkerenembarkeerdenhebben geëmbarkeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Embarkeren with some of the pronouns.

  • Ik embarkmeer op het schip.
  • Jij embarkmeert op het vliegtuig.
  • Hij/Zij/Het embarkmeert op de trein.
  • Wij embarkmeren op de cruiseboot.
  • Zij embarkmeren op de veerboot.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Embarkeren with some of the pronouns.

  • Ik embarkeerde op het schip.
  • Jij embarkeerde op het vliegtuig.
  • Hij/Zij/Het embarkeerde op de trein.
  • Wij embarkeerden op de cruiseboot.
  • Zij embarkeerden op de veerboot.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Embarkeren with some of the pronouns.

  • Ik ben geëmbarkeerd op het schip.
  • Jij bent geëmbarkeerd op het vliegtuig.
  • Hij/Zij/Het is geëmbarkeerd op de trein.
  • Wij zijn geëmbarkeerd op de cruiseboot.
  • Zij zijn geëmbarkeerd op de veerboot.