expliciteren

Conjugations List of Expliciteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikexpliciteerexpliciteerdeheb geƫxpliciteerd
jij, je, uexpliciteertexpliciteerdehebt geƫxpliciteerd
hij, zij, hetexpliciteertexpliciteerdeheeft geƫxpliciteerd
wijexpliciterenexpliciteerdenhebben geƫxpliciteerd
jullieexpliciterenexpliciteerdenhebben geƫxpliciteerd
zij, zeexpliciterenexpliciteerdenhebben geƫxpliciteerd

Presens

Example presens sentences for Expliciteren with some of the pronouns.

  • Ik expliciteer de regels van grammatica aan mijn studenten.
  • Jij expliciteert je standpunt tijdens het debat.
  • Hij/Zij/Het expliciteert de betekenis van het gedicht.
  • Wij expliciteren onze doelen voor het project.
  • Jullie expliciteren de vereisten voor de opdracht.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Expliciteren with some of the pronouns.

  • Vroeger expliciteerde ik altijd mijn gedachten in een dagboek.
  • Toen ik jonger was, expliciteerde jij vaak je frustraties.
  • Hij/Zij/Het expliciteerde regelmatig zijn/haar onvrede over de situatie.
  • Wij expliciteerden vroeger onze wensen en verlangens meer openlijk.
  • Jullie expliciteerden altijd jullie twijfels bij het nemen van beslissingen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Expliciteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geĆ«xpliciteerd hoe het systeem werkt.
  • Jij hebt je ideeĆ«n duidelijk geĆ«xpliciteerd tijdens de presentatie.
  • Hij/Zij/Het heeft de problemen geĆ«xpliciteerd die zich voordeden.
  • Wij hebben de stappen geĆ«xpliciteerd om het probleem op te lossen.
  • Jullie hebben de resultaten geĆ«xpliciteerd van het experiment.