failleren

Conjugations List of Failleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfailleerfailleerdeben gefailleerd
jij, je, ufailleertfailleerdebent gefailleerd
hij, zij, hetfailleertfailleerdeis gefailleerd
wijfaillerenfailleerdenzijn gefailleerd
julliefaillerenfailleerdenzijn gefailleerd
zij, zefaillerenfailleerdenzijn gefailleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Failleren with some of the pronouns.

  • Ik failleer vaak op mijn fietsroute naar school.
  • Jij faillieert regelmatig in het begrijpen van deze lesstof.
  • Hij faillieert altijd wanneer hij onder druk staat.
  • Zij faillieert nooit in haar verantwoordelijkheden als teamleider.
  • Wij failleren soms in het plannen van onze activiteiten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Failleren with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, faileerde ik vaak in mijn studie.
  • Vroeger faileerde jij meer dan nu.
  • Hij faileerde herhaaldelijk voordat hij zijn bedrijf oprichtte.
  • Zij faileerde regelmatig in het volgen van instructies.
  • Wij faileerden elke keer wanneer we die taak moesten uitvoeren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Failleren with some of the pronouns.

  • Ik ben gefailleerd tijdens mijn examen vorig jaar.
  • Jij hebt al eerder gefailleerd in een vergelijkbare situatie.
  • Hij is meerdere keren gefailleerd voordat hij succesvol werd.
  • Zij is nog nooit gefailleerd in haar carrière als advocaat.
  • Wij zijn vorige week gefailleerd tijdens de presentatie.