feestvieren

Conjugations List of Feestvieren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvier feestvierde feestheb feestgevierd
jij, je, uviert feestvierde feesthebt feestgevierd
hij, zij, hetviert feestvierde feestheeft feestgevierd
wijvieren feestvierden feesthebben feestgevierd
jullievieren feestvierden feesthebben feestgevierd
zij, zevieren feestvierden feesthebben feestgevierd

Presens
Beta

Example presens sentences for Feestvieren with some of the pronouns.

  • Ik vier een feestje met mijn vrienden vanavond.
  • Jij viert altijd feest op zaterdagavond.
  • Hij viert zijn verjaardag graag in een restaurant.
  • Zij vieren elk jaar Kerstmis met hun familie.
  • Wij vieren het succes van ons project met een groot feest.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Feestvieren with some of the pronouns.

  • Vroeger vierde ik altijd mijn verjaardag met een groot feest.
  • Toen ik jong was, vierden wij vaak carnaval in de stad.
  • Hij vierde elk jaar oud en nieuw met zijn beste vrienden.
  • Zij vierden hun jubileum met een romantisch diner.
  • Wij vierden vroeger Koninginnedag met veel plezier.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Feestvieren with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een fantastisch feest gevierd.
  • Jij hebt al vaker feestgevierd op deze locatie.
  • Hij heeft zijn diploma behaald en dat moest natuurlijk gevierd worden.
  • Zij hebben een geweldige vakantie gehad en dat willen ze nu vieren.
  • Wij hebben samen met onze buren een buurtfeest georganiseerd.