fladderen

Conjugations List of Fladderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfladderfladderdeheb gefladderd
jij, je, ufladdertfladderdehebt gefladderd
hij, zij, hetfladdertfladderdeheeft gefladderd
wijfladderenfladderdenhebben gefladderd
julliefladderenfladderdenhebben gefladderd
zij, zefladderenfladderdenhebben gefladderd

Presens
Beta

Example presens sentences for Fladderen with some of the pronouns.

  • De vlinders fladderen vrolijk in de tuin.
  • Ik fladder door het leven zonder zorgen.
  • Jij fladdert van bloem naar bloem op zoek naar nectar.
  • De vogels fladderen rond in de lucht.
  • Wij fladderen als een stel blije vogels.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Fladderen with some of the pronouns.

  • De vlinders fladderden vrolijk in de tuin.
  • Ik fladderde door het leven zonder zorgen.
  • Jij fladderde van bloem naar bloem op zoek naar nectar.
  • De vogels fladderden rond in de lucht.
  • Wij fladderden als een stel blije vogels.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Fladderen with some of the pronouns.

  • De vlinders hebben vrolijk gefladderd in de tuin.
  • Ik heb door het leven gefladderd zonder zorgen.
  • Jij bent van bloem naar bloem gefladderd op zoek naar nectar.
  • De vogels hebben rondgefladderd in de lucht.
  • Wij zijn als een stel blije vogels gefladderd.