foerageren

Conjugations List of Foerageren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfoerageerfoerageerdeheb gefoerageerd
jij, je, ufoerageertfoerageerdehebt gefoerageerd
hij, zij, hetfoerageertfoerageerdeheeft gefoerageerd
wijfoeragerenfoerageerdenhebben gefoerageerd
julliefoeragerenfoerageerdenhebben gefoerageerd
zij, zefoeragerenfoerageerdenhebben gefoerageerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Foerageren with some of the pronouns.

  • Ik foerageer in het bos voor wilde paddenstoelen.
  • Jij foerageert graag langs de kust voor schelpen.
  • Hij/Zij/Het foerageert regelmatig in de tuin voor voedsel.
  • Wij foerageren samen in de stad voor vintage kleding.
  • Jullie foerageren vaak op de markt voor verse groenten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Foerageren with some of the pronouns.

  • Ik foerageerde vroeger in het bos voor wilde paddenstoelen.
  • Jij foerageerde graag langs de kust voor schelpen.
  • Hij/Zij/Het foerageerde regelmatig in de tuin voor voedsel.
  • Wij foerageerden samen in de stad voor vintage kleding.
  • Jullie foerageerden vaak op de markt voor verse groenten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Foerageren with some of the pronouns.

  • Ik heb gefoerageerd in het bos voor wilde paddenstoelen.
  • Jij hebt graag langs de kust gefoerageerd voor schelpen.
  • Hij/Zij/Het heeft regelmatig in de tuin gefoerageerd voor voedsel.
  • Wij hebben samen in de stad gefoerageerd voor vintage kleding.
  • Jullie hebben vaak op de markt gefoerageerd voor verse groenten.