frijnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | frijn | frijnde | heb gefrijnd |
jij, je, u | frijnt | frijnde | hebt gefrijnd |
hij, zij, het | frijnt | frijnde | heeft gefrijnd |
wij | frijnen | frijnden | hebben gefrijnd |
jullie | frijnen | frijnden | hebben gefrijnd |
zij, ze | frijnen | frijnden | hebben gefrijnd |
PresensBeta
Example presens sentences for Frijnen with some of the pronouns.
- Ik vrijn met mijn partner.
- Jij vrijnt graag in de natuur.
- Hij/Zij/Het vrijnt regelmatig.
- Wij vrijnen op zaterdagavond.
- Jullie vrijnen altijd met passie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Frijnen with some of the pronouns.
- Ik vrijde vroeger veel met mijn partner.
- Jij vrijde graag in de natuur toen je jonger was.
- Hij/Zij/Het vrijde regelmatig in die tijd.
- Wij vrijden altijd op zaterdagavond.
- Jullie vrijden met passie in het verleden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Frijnen with some of the pronouns.
- Ik heb gevrijnd met mijn partner.
- Jij hebt graag in de natuur gevrijnd.
- Hij/Zij/Het heeft regelmatig gevrijnd.
- Wij hebben op zaterdagavond gevrijnd.
- Jullie hebben altijd met passie gevrijnd.