seinen

Conjugations List of Seinen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikseinseindeheb geseind
jij, je, useintseindehebt geseind
hij, zij, hetseintseindeheeft geseind
wijseinenseindenhebben geseind
jullieseinenseindenhebben geseind
zij, zeseinenseindenhebben geseind

Presens
Beta

Example presens sentences for Seinen with some of the pronouns.

  • Ik sein naar mijn collega dat de vergadering is begonnen.
  • Jij seint altijd duidelijke boodschappen naar ons.
  • Hij/zij seint regelmatig updates over het project.
  • Wij seinen naar de klanten om hen op de hoogte te houden.
  • Zij seinen naar de directeur om de situatie uit te leggen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Seinen with some of the pronouns.

  • Ik seinde vroeger vaak naar mijn vrienden om af te spreken.
  • Jij seinde altijd met de zaklamp als je iets wilde laten weten.
  • Hij/zij seinde gisteren nog naar mij om te vragen hoe het ging.
  • Wij seinde regelmatig tijdens de reis om contact te houden.
  • Zij seinden vroeger naar elkaar om geheime boodschappen te versturen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Seinen with some of the pronouns.

  • Ik heb geseind dat de trein vertraging heeft.
  • Jij hebt duidelijk geseind tijdens de presentatie.
  • Hij/zij heeft al meerdere malen geseind voor hulp.
  • Wij hebben naar elkaar geseind om de plannen af te stemmen.
  • Zij hebben geseind dat de vergadering is verplaatst.