gappen

Conjugations List of Gappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgapgapteheb gegapt
jij, je, ugaptgaptehebt gegapt
hij, zij, hetgaptgapteheeft gegapt
wijgappengaptenhebben gegapt
julliegappengaptenhebben gegapt
zij, zegappengaptenhebben gegapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Gappen with some of the pronouns.

  • Ik gap het boek van mijn vriend.
  • Jij gapt altijd snoep uit de kast.
  • Hij gapt regelmatig pennen van zijn collega's.
  • Zij gappen geld uit de portemonnee.
  • Wij gappen soms wat lekkers uit de koelkast.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Gappen with some of the pronouns.

  • Ik gat het boek van mijn vriend.
  • Jij gatte altijd snoep uit de kast.
  • Hij gatte regelmatig pennen van zijn collega's.
  • Zij gatten geld uit de portemonnee.
  • Wij gatten soms wat lekkers uit de koelkast.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Gappen with some of the pronouns.

  • Ik heb het boek van mijn vriend gegapt.
  • Jij hebt altijd snoep uit de kast gegapt.
  • Hij heeft regelmatig pennen van zijn collega's gegapt.
  • Zij hebben geld uit de portemonnee gegapt.
  • Wij hebben soms wat lekkers uit de koelkast gegapt.