gladschaven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schaaf glad | schaafde glad | heb gladgeschaafd |
jij, je, u | schaaft glad | schaafde glad | hebt gladgeschaafd |
hij, zij, het | schaaft glad | schaafde glad | heeft gladgeschaafd |
wij | schaven glad | schaafden glad | hebben gladgeschaafd |
jullie | schaven glad | schaafden glad | hebben gladgeschaafd |
zij, ze | schaven glad | schaafden glad | hebben gladgeschaafd |
PresensBeta
Example presens sentences for Gladschaven with some of the pronouns.
- Ik gladschaaf het hout voor de tafel.
- Jij gladschaaft de muur voordat je gaat schilderen.
- Hij gladschaafd zijn schuurdeur voor de winter.
- Wij gladschaven de vloer in de slaapkamer.
- Zij gladschaafen de oppervlakte voor het verven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gladschaven with some of the pronouns.
- Ik gladschafte het hout voor de tafel.
- Jij gladschafte de muur voordat je ging schilderen.
- Hij gladschafte zijn schuurdeur voor de winter.
- Wij gladschaften de vloer in de slaapkamer.
- Zij gladschaften de oppervlakte voor het verven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gladschaven with some of the pronouns.
- Ik heb het hout gladgeschaaft voor de tafel.
- Jij hebt de muur gladgeschaaft voordat je ging schilderen.
- Hij heeft zijn schuurdeur gladgeschaaft voor de winter.
- Wij hebben de vloer in de slaapkamer gladgeschaaft.
- Zij hebben de oppervlakte gladgeschaaft voor het verven.