gooien

Conjugations List of Gooien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgooigooideheb gegooid
jij, je, ugooitgooidehebt gegooid
hij, zij, hetgooitgooideheeft gegooid
wijgooiengooidenhebben gegooid
julliegooiengooidenhebben gegooid
zij, zegooiengooidenhebben gegooid

Presens
Beta

Example presens sentences for Gooien with some of the pronouns.

  • Ik gooi de bal naar mijn vriend.
  • Jij gooit de boeken in de kast.
  • Hij gooit de steen in het water.
  • Zij gooit de bal ver weg.
  • We gooien de vuilniszakken buiten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Gooien with some of the pronouns.

  • Vroeger gooide ik de bal altijd hoog in de lucht.
  • Toen ik jong was, gooide jij altijd stenen in de rivier.
  • Hij gooide de bal hard tegen de muur.
  • Zij gooide de boeken woedend op de grond.
  • We gooiden de afvalbak omver tijdens het spel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Gooien with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal gegooid en hij ving hem.
  • Jij hebt de boeken in de kast gegooid.
  • Hij heeft de steen in het water gegooid.
  • Zij heeft de bal ver weg gegooid.
  • We hebben de vuilniszakken buiten gegooid.