gsm'en
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gsm | gsm'de | heb ge-gsm'd |
jij, je, u | gsm't | gsm'de | hebt ge-gsm'd |
hij, zij, het | gsm't | gsm'de | heeft ge-gsm'd |
wij | gsm'en | gsm'den | hebben ge-gsm'd |
jullie | gsm'en | gsm'den | hebben ge-gsm'd |
zij, ze | gsm'en | gsm'den | hebben ge-gsm'd |
PresensBeta
Example presens sentences for Gsm'en with some of the pronouns.
- Ik gsm regelmatig met mijn vrienden.
- Hij gsm't altijd tijdens de les.
- Wij gsm'en vaak om plannen te maken.
- Jullie gsm'en veel te veel!
- Zij gsm'en nooit tijdens het eten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gsm'en with some of the pronouns.
- Ik gsm'de altijd met mijn beste vriendin.
- Hij gsm'de elke dag na schooltijd.
- Wij gsm'den vroeger urenlang met elkaar.
- Jullie gsm'den vaak in het geheim.
- Zij gsm'den altijd tijdens de pauzes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gsm'en with some of the pronouns.
- Ik heb gsm't met mijn moeder vandaag.
- Hij heeft gisteren gsm't met zijn broer.
- Wij hebben al lang niet meer gsm't.
- Jullie hebben net gsm't met de docent.
- Zij hebben vanochtend gsm't om af te spreken.