herdopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | herdoop | herdoopte | heb herdoopt |
jij, je, u | herdoopt | herdoopte | hebt herdoopt |
hij, zij, het | herdoopt | herdoopte | heeft herdoopt |
wij | herdopen | herdoopten | hebben herdoopt |
jullie | herdopen | herdoopten | hebben herdoopt |
zij, ze | herdopen | herdoopten | hebben herdoopt |
PresensBeta
Example presens sentences for Herdopen with some of the pronouns.
- Ik doop hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Jij doopt hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Hij/Zij doopt hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Wij dopen hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Zij dopen hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Herdopen with some of the pronouns.
- Ik doopte hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Jij doopte hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Hij/Zij doopte hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Wij doopten hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Zij doopten hem/haar opnieuw in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Herdopen with some of the pronouns.
- Ik heb hem/haar opnieuw gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Jij hebt hem/haar opnieuw gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Hij/Zij heeft hem/haar opnieuw gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Wij hebben hem/haar opnieuw gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
- Zij hebben hem/haar opnieuw gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.