hernoemen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hernoem | hernoemde | heb hernoemd |
jij, je, u | hernoemt | hernoemde | hebt hernoemd |
hij, zij, het | hernoemt | hernoemde | heeft hernoemd |
wij | hernoemen | hernoemden | hebben hernoemd |
jullie | hernoemen | hernoemden | hebben hernoemd |
zij, ze | hernoemen | hernoemden | hebben hernoemd |
PresensBeta
Example presens sentences for Hernoemen with some of the pronouns.
- Ik hernoem de bestanden.
- Jij hernoemt de mappen.
- Hij/Zij hernoemt de documenten.
- Wij hernoemen de foto's.
- Zij hernoemen de websites.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hernoemen with some of the pronouns.
- Ik hernoemde de bestanden.
- Jij hernoemde de mappen.
- Hij/Zij hernoemde de documenten.
- Wij hernoemden de foto's.
- Zij hernoemden de websites.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hernoemen with some of the pronouns.
- Ik heb de bestanden hernoemd.
- Jij hebt de mappen hernoemd.
- Hij/Zij heeft de documenten hernoemd.
- Wij hebben de foto's hernoemd.
- Zij hebben de websites hernoemd.