heruitzenden

Conjugations List of Heruitzenden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikheruitzendheruitzondheb heruitgezonden
jij, je, uheruitzendtheruitzondhebt heruitgezonden
hij, zij, hetheruitzendtheruitzondheeft heruitgezonden
wijheruitzendenheruitzondenhebben heruitgezonden
jullieheruitzendenheruitzondenhebben heruitgezonden
zij, zeheruitzendenheruitzondenhebben heruitgezonden

Presens

Example presens sentences for Heruitzenden with some of the pronouns.

  • Ik heruitzend de televisieserie elke week.
  • Jij heruitzendt het nieuws dagelijks.
  • Hij/zij/het heruitzendt de documentaire morgen.
  • Wij heruitzenden de sportwedstrijd vanavond.
  • Jullie heruitzenden de film op zaterdag.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Heruitzenden with some of the pronouns.

  • Vroeger heruitzond ik vaak oude films.
  • Toen jij nog werkte bij de omroep, heruitzond je regelmatig programma's.
  • Hij/zij/het heruitzond de serie elke woensdagavond.
  • In die tijd heruitzonden wij veel klassieke concerten.
  • Jullie heruitzonden vroeger populaire realityshows.

Perfectum

Example perfectum sentences for Heruitzenden with some of the pronouns.

  • Ik heb de aflevering gisteren heruitgezonden.
  • Jij hebt het programma al eerder heruitgezonden.
  • Hij/zij/het heeft de concertregistratie vorige maand heruitgezonden.
  • Wij hebben de film meerdere keren heruitgezonden.
  • Jullie hebben de serie succesvol heruitgezonden.