homogeniseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | homogeniseer | homogeniseerde | heb gehomogeniseerd |
jij, je, u | homogeniseert | homogeniseerde | hebt gehomogeniseerd |
hij, zij, het | homogeniseert | homogeniseerde | heeft gehomogeniseerd |
wij | homogeniseren | homogeniseerden | hebben gehomogeniseerd |
jullie | homogeniseren | homogeniseerden | hebben gehomogeniseerd |
zij, ze | homogeniseren | homogeniseerden | hebben gehomogeniseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Homogeniseren with some of the pronouns.
- Ik homogeniseer de melk.
- Jij homogeniseert de room.
- Hij homogeniseert de saus.
- Wij homogeniseren de ingrediënten.
- Zij homogeniseren de oplossing.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Homogeniseren with some of the pronouns.
- Ik homogeniseerde de melk.
- Jij homogeniseerde de room.
- Hij homogeniseerde de saus.
- Wij homogeniseerden de ingrediënten.
- Zij homogeniseerden de oplossing.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Homogeniseren with some of the pronouns.
- Ik heb de melk gehomogeniseerd.
- Jij hebt de room gehomogeniseerd.
- Hij heeft de saus gehomogeniseerd.
- Wij hebben de ingrediënten gehomogeniseerd.
- Zij hebben de oplossing gehomogeniseerd.